Vijftien jaar geleden voerde de Archelogische dienst Antwerpse Kempen (AdAK) een archeologisch onderzoek uit in de wijk “Krommenhof” te Beerse. Het onderzoek wierp veel vruchten af en leverde een schat aan informatie op. Zo stootte men tijdens de opgraving op tien prehistorische grafheuvels uit de bronstijd. Grafheuvels zijn kunstmatige met aarde opgehoogde heuvels waar onze voorouders hun overledenen legden. Het merendeel van de grafheuvels uit Krommenhof stammen uit de midden-bronstijd (1800-1100 v.Chr.). Enkele restanten dateren uit het laat-neolithicum, de periode waarin de allereerste Kempense boeren ten tonele verschenen. Deze grafheuvels bevatten ook fragmenten van vuursteen en kwartsiet, evenals scherven van een urne van het type Drakenstein.
Hergebruikte graven en grafrovers te Beerse Krommenhof
Een waterput en enkele woonstructuren bevestigen de aanwezigheid van Karolingische bewoning nabij het grafveld. Tijdens de volle middeleeuwen (900-1200 n.Chr.) zijn de gebieden ten noorden en ten zuiden van het grafveld bewoond, maar de grond nabij het grafveld zelf niet. De bewoning rondom het grafveld loopt plaatselijk wellicht wel door tot in de late middeleeuwen. Er bestaat nog veel onzekerheid over de datering van de laatste bewoning fases. Na de 14de eeuw verdwijnt de bewoning voorgoed en besluit men om vanaf dan het gebied te benutten als landbouwgrond.
Gouden schijffibula
Een bijzondere vondst uit de opgravingen bij Krommenhof is de gouden schijffibula. Een fibula is een soort speld waarmee men kledingstukken kon sluiten. Enkele halfedelstenen – wellicht almandine – pronken aan het oppervlak. Een decoratie in filigraantechniek werd aangebracht in de vier verdiepte kwadranten. In het centrum ontbreekt een (half)edelsteen. De fibula komen veelvuldig voor in vrouwengraven uit de Niederrheinfase 5 (565-580/90). Dergelijke fibulae zijn een zeldzaamheid en vormen pronkstukken van grotere grafvelden.
Merovingische kralen
In een van de Merovingische kamergraven vond men enkele prachtig versierde kralen terug. Vijfentwintig van deze kralen maakten deel uit van een kralensnoer die wellicht dienst deden als armband of halssnoer. De ketting bestaat uit tweeëntwintig monochrome en drie versierde kralen. Een van de kralen is gemaakt van amber. Twee kralen zijn versierd met stippen: één rode met gele stippen en een donkerblauwe met rode, gele, lichtblauwe en groene stippen. Een kraal werd voorzien van een blauwe lijnversiering op een witte achtergrond.
Merovingische munten
De Merovingers hadden aanvankelijk de gewoonte om munten uit het Byzantijnse Rijk te imiteren. In een van de kamergraven in het Krommenhof trof men een gouden Merovingische munt aan. Op de voorzijde prijkt het figuur van een man met een hoed in Byzantijnse traditie. Ze bevat ook het opschrift “CHOTI F(ecit)T”. Dit impliceert dat ze geslagen werd te Hoei. Een kruis met voet over een globe en de vermelding “BERTOAL” sieren de achterkant van de munt. Wellicht verwijst deze inscriptie naar muntmeester Bertelandus of Bertoal, een muntmeester die actief was in het Maasland rond Namen en Hoei in de periode tussen 620 en 660-665 n.Chr. Deze munten gebruikten ze niet voor dagelijkse transacties vanwege hun onschatbare waarde, maar eerder voor grote betalingen, zware boetes, kostbare geschenken, grafgiften of offers.