GEZOCHT:
VERHALEN VAN BAREELWACHTERS
Tussen Turnhout en de grens met Nederland bevonden zich negen routehuisjes, ook bekend als roethuisjes (verbasterd vanuit het Frans), wachtershuisjes of bareelhuisjes, bij bepaalde bewaakte overwegen. Deze routehuisjes zijn jammer genoeg allemaal verdwenen. Dankzij de oorspronkelijke plannen van aanleg en het bevolkingsregister kennen we echter wel de vroegere locatie van deze huisjes en hebben we een beperkt inzicht in de identiteit van hun bewoners tot 1900. Wij zijn op zoek naar mensen die zich deze routehuisjes nog kunnen herinneren of die de namen van hun voorouders herkennen die als bareelwachter werkten.
1. Routehuisje nr. 1 bij de Guldensporenlei
De eerste bareelwachter van dit routehuisje was een vrouw. Victoria Scheyltjens (geb. 1846), echtgenote van Carolus Aerts (geb. 1846), werkman, staat vanaf 1867 in het bevolkingsregister genoteerd als bareelwachtster. Ze bewoonde dit huisje samen met haar twee kinderen uit een vorig huwelijk, Maria en Lydia Maria Cornelia Baeten, en de vier kinderen met haar huidige echtgenoot, Maria Elisabeth, Carolus, Maria Theresia en Cornelius Victor. Van deze vier kinderen zou enkel haar jongste zoon de kinderjaren overleven. Victoria verhuisde in 1877 en werd opgevolgd door Franciscus Grielen (1812-1883). Bij zijn overlijden aan longontsteking in 1883, neemt zijn zoon Joannes Petrus Grielen (1844-1900) zijn taak over. Joannes was gehuwd met Hendrika Cornelia Vromans (geb. 1858) en woonde samen met hun acht kinderen, Carolina, Petrus Franciscus, Aloysius Antonius Constantinus, Joannes Baptista, Eduardus, Josephus, Maria Joanna en Carolina, in het routehuisje.
Joannes ‘Jan’ Grielen staat naar aanleiding van verscheidene incidenten vermeld in het krantenarchief. Zo wilden drie kerels in 1891 het spoor oversteken terwijl de barelen gesloten waren voor een vertrekkende trein uit het station van Turnhout. De bareelwachter wilde hen tegenhouden, maar werd aangevallen en door de jongemannen tegen de grond gewerkt. Twee gendarmen konden de kerels aanhouden en maakten een proces-verbaal op ‘tegen de schurken, wien men nu eens voorgoed zal leeren dat men een ambtenaar in de uitoefening van zijn ambt niet straffeloos aanrandt of mishandelt.’
In 1893 wordt het driejarig kind van de bareelwachter omvergereden door een koets die zich in volle snelheid langs het bareelhuisje richting Merksplas begeeft. Een vergelijking met het bevolkingsregister bevestigt dat het om Petrus Franciscus gaat, de oudste zoon van Grielens. De koets pleegt vluchtmisdrijf en laat het kind achter met “de klompen van de voeten verbrijzeld en gekneusd aan borst en voeten”.
Een jaar later wordt er brand gesticht aan de Hollandse schuif. Onbekenden hadden enkele bussels stro gestolen uit de losplaats van het station, deze op de overweg gelegd tot aan het routehuis van Jan Grielen en deze vervolgens in brand gestoken. Door enkele alerte voorbijgangers die de bareelwachter verwittigden, kon de brand tijdig geblust worden en werd grotere schade vermeden.
In 1900 sterft Jan Grielen in zijn bareelhuisje, mogelijk aan hartfalen. Zijn overlijden wordt als volgt verhaald in de Kempenaar:
De barreelwachter Grielen, aan de Hollandsche statie, te Turnhout, had zaterdag ten 11 ure den barreel gesloten voor den aankomende trein en daarna weer geopend. Toen de trein een kwartier later kwam manoeuvreeren, was de machinist niet weinig verwonderd dat, ondanks het drukke verkeer welk daar plaats heeft, de barreelen open bleven, alhoewel de trein gedurig heen en weer reed. Hij sprong van de locomotief om den barreelwachter te verzoeken de bareelen te sluiten. Men begrijpt zijne verbazing, toen hij het wachthuisje binnentrad en Grielen dood op eenen stoel vond zitten.
Routehuisje nr. 2, het ``brugwachtershuisje``
Zie het artikel over de spoorwegbrug op de projectpagina van Erfgoed Noorderkempen
Routehuisje nr. 3 bij de Heizijde
Dit is het enige routehuisje op het Belgisch segment van het Bels Lijntje waarvoor een foto werd teruggevonden.
Petrus Gerardus Daemen (geb. 1841) staat vanaf 1880 ingeschreven als spoorwegwachter. Daemen was gehuwd met Anna Elisabeth Mariën (geb. 1846), met wie hij drie kinderen had. Daemen wordt al redelijk snel als bareelwachter vervangen worden door Joannes Baptista Vander Put, gehuwd met Maria Isabella Verboven en gezegend met zes kinderen. Het is niet duidelijk wanneer de familie Vander Put het routehuisje betrekt, maar in 1884 lezen we wel dat ze naar Tilburg zijn verhuisd. Het jaar daarop wordt de woning betrokken door Franciscus Haneveer (geb. 1848). Deze was eerder bareelwachter geweest van het routehuisje nr. 8 bij de Bieheide, waar zijn echtgenote in 1879 jammerlijk overleed na een aanrijding door een trein. Franciscus hertrouwde met Joanna Houtappels en zou samen met zijn nieuw samengestelde gezin (drie eigen kinderen en drie stiefkinderen) het bareelhuisje betrekken tot 1886. Direct hierna verhuist de familie Daemen opnieuw naar het huisje. Zij waren in de tussenperiode bareelwachter geweest in het routehuisje nr. 7 bij de Klotteraerd, maar keerden terug naar de Heizijde toen dit huisje opnieuw vrijkwam.
Vanaf 1 maart 1923 wordt de overweg nr. 34 bij Heizijde niet meer bewaakt. De barelen werden weggenomen en het publiek zou vanaf dan “voor zijn eigen veiligheid moeten zorgen”. Dat dit niet eenvoudig was, blijkt uit de aanrijding van Maria Diels in 1927.
“Donderdag avond omstreeks 8 uren is het meisje Maria Diels, 24 jaar oud aan den onbewaakten overweg der Heizijde alhier, door den Hollandschen trein overreden en op den slag gedood. Aan het lijk werden de beenen afgereden en het hoofd gedeeltelijk gepletterd.”
Routehuisje nr. 4 bij de Dennenstraat (Boones Blijk)
De eerste bareelwachter van dit huisje was zeer waarschijnlijk Petrus Segers (geb. 1935). Petrus was gehuwd met Anna Maria Van Opstal (geb. 1835), met wie hij zeven kinderen had (Anna Catharina, Maria Carolina, Antonius, Joannes Henricus, Guilielmus Ludovicus, Napoleon Henricus en Petrus Josephus) . Het is onduidelijk wanneer de familie Segers dit huisje betrok, maar wat we wel weten is dat ze in 1881 verhuisden. Zes jaar later zou zijn echtgenote sterven aan hartfalen.
In 1885 komt de familie Van der Vloet in het huisje wonen: Cornelis, zijn echtgenote Anna Maria Wouters en hun vier kinderen Petrus Josephus, Joannes, Alphonsus Gerardus (gestorven op eenjarige leeftijd) en Alphonsus Joannes. De familie zou negen jaar in het huisje blijven wonen, tot ze in 1894 verhuisden naar Alphen Riel in Nederland, de geboorteplaats van Cornelis. De familie Van der Vloet wordt opgevolgd door het gezin Cornelissen: Gilbertus Franciscus Hubertus, zijn echtgenote Maria Cornelia Smets en hun zes kinderen Anna Cornelia, Anna Maria Dymphna, Maria Philomena, Petrus Johannes, Elisabeth en Mathildis. Het is niet bekend hoe lang ze in het bareelhuisje woonden
Routehuisje nr. 5 bij de Kastelein (Zwaantjes)
Op 21 augustus kreeg de bareelwachtster van dit routehuisje, Maria Noé, een medaille van eerste klas uitgereikt en een beloning van 20 Belgische frank voor het redden van een voerman op zijn hondenkar van een gewisse dood.
“Noé Maria, vrouw Segers, barreelwachtster van den Grand Central belge te Turnhout. Medaille van eerste klas en 20 frank. Op 31 januari 1886 kwam eene kar met vier honden onder haren barreel op de spoorbaan gelopen. De voerman was ingeslapen en werd niet wakker ondanks het geroep van vrouw Segers en het noodgefluit van den machinist. De hondenwagen bleef echter zijnen weg voortzetten, maar nu sprong Maria Noé moedig naar de honden, vatte hen bij den kop en trok hen buiten de baan. Dank aan de zelfopoffering der moedige vrouw was een groot ongeluk voorkomen, want op hetzelfde oogenblik stoomde de trein voorbij en naderde haar zoo nabij, dat de bedienden meenden dat zij verpletterd was. Vrouw Segers is moeder van vijf kinderen, waarvan het oudste nog geen 15 jaar oud is.”
Maria Noé (geb. 1847) was de echtgenote van Franciscus Zegers (geb. 1839), werkman bij de spoorwegen. Samen met hun vijf kinderen, Joannes, Maria Elisabeth, Joanna Catharina, Joannes Aloysius en Josephus Henricus woonden ze in het bareelhuisje. Het is niet duidelijk wanneer de familie dit huisje betrok, maar vanaf 1881 tot 1900 staan ze wel genoteerd in het bevolkingsregister. In 1895 kwamen ook hun schoonzoon, Joannes Leopoldus Van Gestel (gehuwd met hun oudste dochter Maria Elisabeth) en hun kleindochter (Maria Anna Van Gestel) mee in het huisje wonen
Routehuisje nr. 6 bij het Haverven (Borghs Blijk)
Tussen 1880 en 1881 staat Augustus Krynen (geb. 1839) genoteerd in het bevolkingsregister als bewoner van het ‘roethuis’. Hij wordt echter wel aangeduid als ‘stoker’ en niet als bareelwachter, maar mogelijk was het zijn echtgenote, Catharina Roevens (geb. 1849), die de barelen bediende.
Krynen wordt opgevolgd door Jacobus Schellekens (geb. 1854), die wel als bareelwachter staat genoteerd. Schellekens was gehuwd met Maria Cornelia Daems (geb. 1850). Het koppel woonde met hun twee kinderen, Adriana Maria Cornelia en Gerardus Cornelius Franciscus tot 1885 in het huisje.
Hierna betrekt het kroostrijke gezin van Willem Bierens (geb. 1852) het roethuisje. Samen met zijn echtgenote, Maria Anna Adriaansen (geb. 1850) en hun tien kinderen, zouden ze een jaar in het kleine huisje wonen en de barelen bedienen. In 1886 vertrekken ze echter alweer.
Voor de periode 1890 tot 1900 staat Gerardus van Gestel (geb. 1856) genoteerd als bewoner van dit routehuisje. Gerardus zelf was arbeider bij de spoorwegen. Het was zijn echtgenote, Cornelia Regina Govers (1853), die de overweg bewaakte en waarschijnlijk ook de zorg waarnam voor hun acht kinderen: Joanna Cornelia, Anna Catharina, Carolus Joannes, Henricus, Maria Philomena, Jacobus, Maria Theresia Philomena, Theresia Antonia Ludovica.
Routehuisje nr. 7 bij de Klotteraerd
Op het einde van datzelfde jaar, tussen kerst en nieuw, komen het bareelhuisje en zijn bewoners uitgebreid in het nieuws naar aanleiding van een zeer tragisch voorval. Louis Simons, spoorwegarbeider bij het station van Weelde-Statie, wordt op weg naar zijn werk vermoord door zijn twee zonen. Deze vadermoord beroerde sterk de gemoederen en werd zowel in de Gazet van Antwerpen, de Kempenaar als het Aankondigingsblad tot in het kleinste detail beschreven.
Simons (geb. 1861) was afkomstig uit Baarle-Nassau en verhuisde in 1891 samen met zijn Nederlandse echtgenote Maria Johanna Peter (geb. 1964) naar Turnhout om als bareelwachter in het routehuisje bij de Klotteraert aan de slag te gaan. Toen in 1910 de bewaking werd afgeschaft en de barelen werden weggenomen, ging Simons als arbeider werken in het station van Weelde-Statie. Hij bleef evenwel samen met zijn gezin in het routehuisje wonen. Het koppel kreeg tien kinderen, maar enkel de namen van de eerste zeven kinderen zijn bekend: Johanna Maria, Johannes Franciscus, Johanna Theresia, Cornelia, Petrus Jacobus, Cornelius Petrus en Alphonsus. Het zouden Petrus Jacobus en Alphonsus zijn die hun vader op een koude decemberochtend beroofden en voor dood achterlieten.
De bareelwachters vóórr Simons waren minder illuster. De eerste twee jaar was Judocus Vanherck (geb. 1833) bareelwachter in dit huisje, dat hij bewoonde samen met zijn echtgenote Sophia Peeters (geb. 1846) en hun eerstgeboren dochter Maria Theresia. Toen dit koppel in 1869 naar Nijlen verhuisde, werden ze opgevolgd door het echtpaar Augustinus Gielis (geb. 1827-1871)) en Ludovica Joanna Amelia Maes (geb. 1822). Zeer lang heeft dit koppel hier niet gewoond want drie jaar later zou Gielis reeds overlijden aan hartfalen. In juli 1871 betrekt dan de familie Loos het familiehuisje: Joannes Baptista Loos (geb. 1840), Joanna Vanderwelck (geb. 1842) en de kinderen Maria Ludovica, Joanna, Maria Coletta, Maria Catharina, Maria Ludovica en Maria Paulina. Reeds een half jaar later verlaat de familie Loos het routehuisje en neemt het koppel Joannes Vandereyken (geb. 1837) en Maria Ludovica Vanderwelck (geb. 1854) hun intrek in het huisje tot 1879. Zij staan respectievelijk genoteerd als houtzager en kantwerkster, maar hebben mogelijk ook de barelen bediend. Een tijdje later (mogelijk begin 1880) staat Petrus Gerardus Daemen genoteerd als bareelwachter van dit huisje. Daemen was eerder bareelwachter geweest bij het huisje op de Heizijde en zou in 1886 terugkeren naar ditzelfde huisje. Daemen woonde hier met zijn echtgenote en hun vier kinderen
Routehuisje nr. 8 bij de Bieheide
Tijdens de beginjaren van het bareelhuisje was Dymphna Wynen (geb. 1844) hier bareelwachtster. Mogelijk was zij weduwe geworden, daar haar echtgenoot hier niet vermeld staat. Dymphna woonde hier samen met haar broer Joannes Wynen (geb. 1847) en haar twee kinderen, Petrus Josephus en Maria Cornelia Schenkels. In 1872 verhuist Dymphna met haar kinderen naar Tilburg en wordt het huisje bediend door de familie Van Hest. Cornelius Van Hest (geb. 1844) is gehuwd met Maria Joanna Foriaens (geb. 1843), beiden uit Alphen, en wonen samen met hun kinderen Adrianus Cornelius, Joannes Cornelius, Joannes Baptista, Petrus Josephus en Joannes Franciscus in het routehuisje bij de Bieheide. In 1877 verhuist het gezin naar Baarle Nassau en trekt de familie Haneveer in het huisje. Franciscus Haneveer (geb. 1848) woonde hier samen met zijn echtgenote, Joanna Maria Elisabeth Bleukens en hun drie kinderen, Adrianus Jacobus, Maria Regina en Johannes Baptist Franciscus. Op 28 november 1879 slaat het noodlot echter toe en wordt Joanna Maria overreden door een trein. Het relaas van dit tragische ongeval lezen we in de Kempenaar:
Gisteren morgen is op de spoorweglijn van Turnhout naar Tilburg een verschrikkelijk ongeluk voorgevallen. Een barreelwachtster is door een trein van den Grand Central Belge in stukken gesneden. De ongelukkige, zekere vrouw Haneveer, gehuwd en moeder van drie kinderen, woonde in het wachthuisje aan dezen kant der statie Weelde-Merxplas, op het kruispunt van den spoorweg en den steenweg van Turnhout naar Breda. De landelijke briefdrager van Turnhout naar Baerle-Hertog, die aldaar in den morgen voorbijkomt, vond het verminkte lijk op de baan liggen. De ongelukkige moet door den trein van Tilburg verrast zijn op het oogenblik dat zij hare barreelen wilde sluiten want een der barreelen was gesloten, terwijl de andere was open gebleven.
Uit dit artikel kunnen we afleiden dat – hoewel Franciscus Haneveer als bareelwachter genoteerd stond – het ook zijn echtgenote was die effectief mee de barelen opende en sloot. Na dit ongeval verhuist het gezin naar het routehuisje nr. 3 bij de Kastelein.
De volgende bewoners van het routehuisje zijn het koppel Joannes Baptista Van Dijck (geb. 1842) en Catharina Philomena Van Besau (geb. 1844), die tot augustus 1881 in het huisje zullen wonen als bareelwachters. Zij worden opgevolgd door de familie Hofkens met Adrianus Hofkens, zijn echtgenote Maria Louisa Geerts, en hun kinderen Antonia, Jacobus, Adrianus Franciscus, Johannes Cornelis en Henricus. Slechts een maand na hun verhuis, sterft Maria Louisa in het kraambed en nog een maand later sluit de familie definitief de deuren van het huisje achter zich toe. Latere bewoners zijn niet gekend.
Contact
marijke.drijbooms@erfgoednoorderkempen.be
0470898514