Naar aanleiding van de heraanleg van het marktplein in 2010 voerden de archeologen van AdAK een grootschalige opgraving uit op de Grote Markt te Turnhout. De opgraving leverde heel wat interessante resultaten op. De oudste resten dateren uit de vroege middeleeuwen, de meest recente overblijfselen zijn van 1941.
Grote Markt, Grote Verrassingen
De archeologen vonden voornamelijk 15de-eeuwse en meer recente overblijfselen terug. Tijdens de opgraving zijn de resten van de kelderruimte van het oude stadhuis ontdekt. In de 15de eeuw bevond het stadhuis zich aan de zuidkant van de Grote Markt, nabij het kruispunt met de Herentalsstraat. Het oude stadhuis is afgebroken in 1962, na de voltooiing van het nieuwe stadhuis ten westen van de markt.
Naast het oude stadhuis lag een schuilkelder uit 1941. Deze is in de jaren ‘30 opgetrokken en was verbonden aan de kelder van het stadhuis. Echter, uit het rapport van 1996, bleek dat de schuilkelder niet diep genoeg lag om bescherming te bieden tegen luchtaanvallen. Na de oorlog raakte de schuilkelder in onbruik en werden alle ingangen afgesloten.
Daarnaast trof men ook enkele resten van ‘t Steentje aan. Dit gebouw stond oorspronkelijk aan de zuidwestelijke kant van de kerktuin en diende vermoedelijk als schepenhuis met gevangenis en later als herberg. Tijdens de opgraving hebben de archeologen de buitenmuren en de kelder van ‘t (oude) Steentje aangetroffen.
Het oude stadhuis bevond zich aan de zuidkant van de Grote Markt.
Tijdens de opgravingen zijn de overblijfselen van de kelderruimte van het oude Stadhuis ontdekt. Sinds de 15de eeuw was het oude stadhuis gevestigd in Turnhout en bevond zich aan de zuidkant van de Grote Markt, nabij het kruispunt aan de Herentalsstraat. Het gebouw deed destijds ook dienst als lakenhallen en vleeshallen. Hoe het gebouw er destijds uitzag, weet men niet, aangezien het meermaals heropgebouwd is. Hoewel het gebouw zo’n lange geschiedenis kent, hebben de archeologen tijdens het opgraven van het oude stadhuis geen enkele vondst uit de late middeleeuwen (1200-1500 n.Chr.) aangetroffen. Resten uit nog oudere periodes waren al evenmin aanwezig in de bodem.
Resten uit recentere periodes bleken wel talrijk aanwezig te zijn in de bodem: een arduinen trap die leidt naar het kelderverdiep, een haard in de centrale ruimte en de ruimte die op oude grondplannen van het stadhuis aangeduid staat als “gevang”. In 1936 deelde men de status van beschermd monument toe aan het oude stadhuis. Ondanks vele verbouwingen bevatte het nog een prachtige achttiende-eeuwse zoldering in de trouwzaal, kantoren met gemetselde kruisgewelven en een ijzeren deur met geschilderde decoratie uit 1616, die zich nu in het Taxandria Museum bevindt. Het oude stadhuis bleef bestaan tot 1962, toen men besloot het bouwwerk af te breken na de voltooiing van het nieuwe stadhuis.
‘t Steentje
De archeologen van AdAK hebben de resten van ‘t Steentje blootgelegd op de Grote Markt. Het gebouw bevond zich aan de zuidwestelijke kant van de kerktuin. Het standbeeld van de Turnhoutse patriot bevindt zich momenteel op de plek waar ooit ‘t Steentje gestaan heeft. De naam is wellicht een verwijzing naar een van de oudste stenen gebouwen in Turnhout. Aanvankelijk heette het gebouw ‘De Spiegel’. Pas vanaf de 15de eeuw gaf men de naam ‘Steentje’ aan het gebouw, door het verstenen van het gebouw. Men vermoedt dat het gebouw initieel dienst deed als het schepenhuis. In latere periodes fungeerde het als een herberg. In de 18de eeuw is het stadhuis verbouwd, waardoor het een heel ander uiterlijk kreeg. In 1903 kocht de stad het vervallen bouwwerk op. Een jaar later besloot men het gebouw te slopen in het kader van een heraanleg van de kerktuin en de bouw van het hekken (p. 79). Men heeft onder meer de buitenmuren en de kelder van ‘t Steentje aangetroffen tijdens de opgravingen op de Grote Markt.
De schuilkelder
Tijdens de opgraving hebben de archeologen een schuilkelder aangetroffen, gelegen aan het oude stadhuis, dat dateert uit 1941. De schuilkelder is opgetrokken in de jaren ‘30 op bevel van de provinciale commissie van de Passieve Luchtbescherming. De schuilkelder was verbonden met de kelder van het stadhuis. Het complex bestaat uit twaalf kamertjes met een totale omvang van 10m x 10m, vervaardigd in gewapend beton. De twee uitgangen zijn voorzien van een gassluis die de kelder hermetisch afsloot. Zo waren de inwoners die toevlucht zochten in de kelder, beschermd tegen gasaanvallen. Daarnaast heeft men de kelder uitgerust met allerhande ruimtes zoals stortbaden, een ziekenboeg, een commando bureel, sanitaire ruimtes, etc. De hoogte van het plafond bedraagt zo’n 2m, waardoor mensen zich gemakkelijk in de ruimte kunnen begeven. De hoofdingang was in de kelder van het stadhuis, terwijl de uitgang uitkwam op de markt. Een riooldeksel sloot de hoofduitgang af en maskeerde het geheel zodat het uiterlijk van de hoofduitgang niet het aangezicht van de Grote Markt zou verstoren.
Uit een rapport van 1943 bleek dat de kelder nooit bestand zou zijn tegen een luchtaanval vanwege de beperkte diepte. Gelukkig bleef Turnhout gespaard van destructieve bombardementen, waardoor men de kelder amper in gebruik moest nemen. De schuilkelder deed voornamelijk dienst als telefooncentrale, waar Gustaaf Dockx tussen 1942 en 1944 als telefonist werkte om luchtalarmen door te geven. Via een knop die de sirenes liet afgaan, waarschuwde hij bewoners van een mogelijke luchtaanval.
De schuilkelder raakte in onbruik na de afloop van de Tweede Wereldoorlog. Alle ingangen werden afgesloten. De schuilkelder raakte volledig in de vergetelheid. Pas in 1996, bij de aanleg van een nieuwe fietsenstalling, bracht men de schuilkelder opnieuw tevoorschijn. Echter, het merendeel van de details rond de schuilkelder waren reeds verloren geraakt in de tijd, met uitzondering van het verhaal van de telefonist Gustaaf Dockx.